Mijn eerste cellolessen kreeg ik op de muziekschool van Apeldoorn. In een groepje van 4 kinderen hadden we wekelijk les van Mevr. Fernandez. Wat ik er nog van weet, is dat ik jongste was, het elke week weer spannend vond en als ik nu naar de boeken kijk die we deden, dat het nogal ouderwets was.
We verhuisden naar Bennekom en daar kreeg ik na een tijdje les van Hanneke van der Bund. Zij bracht mij als eerste de liefde voor klassieke muziek en de cello bij. Met haar begeleiding deed ik toelating in Den Haag op het conservatorium voor cello en muziekregistratie. Voor beide werd ik aangenomen, maar ik moest tussen één van beide kiezen.
Ik koos om muziekregistratie te doen. Dat is een opleiding voor opnametechnicus, maar dan aan het conservatorium. Onderdeel van de opleiding was dezelfde muzikale basis (solvege, harmonieleer etc.) als iedere andere student van het conservatorium kreeg. Daarnaast kregen we les in zaalakoestiek, microfoontechniek en zelfs wiskunde…
Wat voor mij eigenlijk de leukste lessen waren in die vier jaar, waren de wekelijkse cellolessen van Maria Hol. Dat heette bijvak cello. Daar moest je uiteindelijk ook examen in doen.
Zij leerde mij veel over cellotechniek, vooral van Chr. Bunting, met wie zij een hecht contact had.
Na het afronden van mijn eerste opleiding koos ik ervoor om met cello door te gaan.. Het eerste jaar bij Monique Bartels, nog steeds in Den Haag. Daarna verder bij Maria Hol, maar dan op het conservatorium van Zwolle.
Daar veranderde ik nog van leraar namelijk naar Ran Varon. Dat bleek een heel geschikte leraar voor mij waar ik tot mijn eindexamen hard heb gestudeerd. In die tijd deed ik regelmatig mee aan masterclasses en zomercursussen. Ook aan een project met verschillende Europese conservatoriumstudenten heb ik goede herinneringen.

Uiteindelijk past bij mij cellospelen en lesgeven toch veel meer dan de technische kant van de opnamewereld. Alhoewel ik dat nog steeds ook leuk vind! Na mijn twee conservatorium studies ben ik mij, vooral als cellist, verder blijven ontwikkelen. Zo heb ik Suzuki cursussen gevolgd. Ik ben een paar jaar bestuurslid van de Esta geweest. Af en toe heb ik nog zelf celloles.
Het zelf studeren en nieuwe muziek leren is de belangrijkste ontwikkeling die je kan maken. Het leuke is dat het “reservoir” klassieke muziek wel onuitputtelijk lijkt. De mooiste stukken blijven altijd mooi om te studeren en uit te voeren. Maar het bezig zijn met iets mindere goden (zoals Anner Bijlsma dat omschreef) is ook heel interessant (denk aan bijv. Daniel van Goens, Georg Goltermann).